In de dierentuin
Op een dag wordt Klaasje Klungel wakker. Hij kijkt hij uit het raam. Het
is mooi weer en dat is fijn. Vandaag gaan ze naar de dierentuin. Hij
kan bijna niet wachten en loopt naar de slaapkamer van zijn ouders.
‘Mama, papa, wakker worden, we gaan vandaag toch naar de dierentuin?’
Zijn vader mompelt dat ze zo meteen zullen opstaan. Klaasje vindt de
dierentuin geweldig, vooral de apen. Hij
gaat naar beneden en dekt alvast de tafel in de keuken. Dan
kunnen we vroeg vertrekken! ‘Wat fijn dat je de tafel al hebt
gedekt!’, zegt moeder. Ze eten een beschuit en boterhammen. Daarna
vertrekken ze met de auto. Het is wel één uur rijden naar de
dierentuin, maar dat geeft niks. Ze praten met elkaar over de dieren
die ze allemaal willen zien. Eindelijk
zijn ze er. Ze lopen langs kamelen met twee grote bulten op de rug. Ze
lopen langs twee leeuwen, die net een groot stuk vlees hebben gekregen.
‘Mag ik ook een stukje?’, roept een lolbroek. De leeuw pakt het stuk
vlees en gaat op een andere plek verder eten. Bij de apen is het druk.
Klaasje Klungel staat bij de grote kooi en ziet hoe de apen spelen.
Sommigen zitten stil. ‘Klop klop, tik tik!’ De mensen trekken rare
bekken naar de apen en kloppen op de ruiten van de kooi. De apen doen
net alsof ze het niet zien. ‘Ik vind de apen leuk om te zien’, zegt
Klaasje. ‘Ze lijken op kinderen in de speeltuin.’ ‘Ja, het zijn ook net
grote mensen’, zegt zijn vader. ‘Kijk maar, dat is de baas en hij vindt
het maar niks dat die mensen hem uitlachen.’ Ze
lopen door naar de neushoorns. Opeens zien ze een rookwolk. ‘Wat is
dat?’, vraagt Klaasje Klungel. ‘Ik weet het niet’, antwoordt zijn
moeder. Al snel komen ze erachter, want uit de luidsprekers van de
dierentuin klinkt een stem. ‘ATTENTIE, ATTENTIE, iedereen moet
onmiddellijk naar het restaurant. U heeft maar drie minuten!!’ ‘Bah
wat eng!’, zegt Klaasje. ‘Vind ik ook’, zegt Catootje. Vader pakt
Klaasje en Catootje bij de hand. ‘Kom snel, dan rennen we naar het
restaurant!’ Gelukkig staat het restaurant in het midden van de
dierentuin en zijn ze snel binnen. Het is een mooi restaurant van glas.
Iedereen kan dan goed naar buiten kijken om de dieren te zien. Alle
mensen in de dierentuin zijn nu in het restaurant. Niemand begrijpt wat
er aan de hand is. De directeur van de dierentuin is er ook en hij
doet de deuren van het restaurant op slot. Hij gaat op een stoel staan.
’Beste mensen, sorry dat niemand buiten in de dierentuin mag lopen,
maar dat is niet voor niks. In de apenkooi is namelijk brand
uitgebroken. U snapt wel dat we willen dat de apen blijven leven.
Daarom gaat de kooi bij brand na drie minuten vanzelf open, anders
kunnen de apen geen kant meer op. Voor onze eigen veiligheid moeten wij
ondertussen in het restaurant blijven.’ ‘Oh, dat vinden we niet
erg hoor’, roept een meneer. Klaasje Klungel vindt het ook niet erg,
want nu zijn de apen gered en hij zou niet graag opeens een grote aap
op het pad willen tegenkomen. Dan slaakt een mevrouw een gilletje. ‘Ik
zie de apen!’ Inderdaad lopen alle apen uit de kooi naar het
restaurant. Het zijn er wel twintig. De apen beginnen raar te doen.
‘Klop klop, tik tik!’ Ze kloppen op de ramen en het lijkt wel of ze de
mensen in het restaurant uitlachen. Klaasje vindt het spannend. Stel je
eens voor dat ze de ramen breken en het restaurant binnenstappen! De
apen kijken de hele tijd naar de mensen en maken er grapjes over met
elkaar en beginnen dan te gillen en brullen. Het lijkt wel lachen. Sommige
mensen worden boos. ‘Hé aap, kijk niet de hele tijd naar me’, roept een
man. ‘Weg, weg, ga maar naar jezelf kijken’, zegt een vrouw tegen een
aap die aan de andere kant van het raam zit. De mensen krijgen er een
raar gevoel van dat de apen zo naar hen kijken en grapjes over ze
maken. ‘Het is net alsof wij in een kooi zitten in de dierentuin’, zegt
Klaasje. De apen doen de mensen na en blijven kijken. De mensen in het
restaurant vinden de apen nu vervelend, ze kijken voortdurend. Gelukkig
komen de verzorgers van de dierentuin om de apen naar een andere kooi
te brengen. De deuren van het restaurant gaan weer open. Niemand zegt
wat, het is stil als iedereen weer naar buiten loopt. ’Gelukkig ben ik
geen aap, want dan word ik elke dag bekeken en daar word ik niet blij
van’, zegt iemand. En dat vinden de meeste mensen ook. Terug thuis
tekent Klaasje een dierentuin, waar het ook voor dieren heel leuk moet
zijn. ‘Die tekening sturen we op naar de directeur van de dierentuin,
daar kan hij nog wat van leren’, zegt moeder. ’s Avonds als Klaasje in
bed ligt, droomt hij van de dierentuin van zijn tekening, waar alle
dieren gelukkig zijn.
|