KlaasjeKlungel.nl
       
Klik terug naar begin!



Klik!
Klik!

Klik!
Klik!

Klik!
Klik!
  
Klik! Klik! Klik!
 

In de dierentuin                                       

Op een dag wordt Klaasje Klungel wakker. Hij kijkt hij uit het raam. Het is mooi weer en dat is fijn. Vandaag gaan ze naar de dierentuin. Hij kan bijna niet wachten en loopt naar de slaapkamer van zijn ouders. ‘Mama, papa, wakker worden, we gaan vandaag toch naar de dierentuin?’ Zijn vader mompelt dat ze zo meteen zullen opstaan. Klaasje vindt de dierentuin geweldig, vooral de apen.
Hij gaat naar beneden en dekt alvast de tafel in de keuken. Dan kunnen  we vroeg vertrekken! ‘Wat fijn dat je de tafel al hebt gedekt!’, zegt moeder. Ze eten een beschuit en boterhammen. Daarna vertrekken ze met de auto. Het is wel één uur rijden naar de dierentuin, maar dat geeft niks. Ze praten met elkaar over de dieren die ze allemaal willen zien.
Eindelijk zijn ze er. Ze lopen langs kamelen met twee grote bulten op de rug. Ze lopen langs twee leeuwen, die net een groot stuk vlees hebben gekregen. ‘Mag ik ook een stukje?’, roept een lolbroek. De leeuw pakt het stuk vlees en gaat op een andere plek verder eten. Bij de apen is het druk. Klaasje Klungel staat bij de grote kooi en ziet hoe de apen spelen. Sommigen zitten stil. ‘Klop klop, tik tik!’ De mensen trekken rare bekken naar de apen en kloppen op de ruiten van de kooi. De apen doen net alsof ze het niet zien. ‘Ik vind de apen leuk om te zien’, zegt Klaasje. ‘Ze lijken op kinderen in de speeltuin.’ ‘Ja, het zijn ook net grote mensen’, zegt zijn vader. ‘Kijk maar, dat is de baas en hij vindt het maar niks dat die mensen hem uitlachen.’
Ze lopen door naar de neushoorns. Opeens zien ze een rookwolk. ‘Wat is dat?’, vraagt Klaasje Klungel. ‘Ik weet het niet’, antwoordt zijn moeder. Al snel komen ze erachter, want uit de luidsprekers van de dierentuin klinkt een stem. ‘ATTENTIE, ATTENTIE, iedereen moet onmiddellijk naar het restaurant. U heeft maar drie minuten!!’
‘Bah wat eng!’, zegt Klaasje. ‘Vind ik ook’, zegt Catootje. Vader pakt Klaasje en Catootje bij de hand. ‘Kom snel, dan rennen we naar het restaurant!’ Gelukkig staat het restaurant in het midden van de dierentuin en zijn ze snel binnen. Het is een mooi restaurant van glas. Iedereen kan dan goed naar buiten kijken om de dieren te zien. Alle mensen in de dierentuin zijn nu in het restaurant. Niemand begrijpt wat er aan de hand is.
De directeur van de dierentuin is er ook en hij doet de deuren van het restaurant op slot. Hij gaat op een stoel staan. ’Beste mensen, sorry dat niemand buiten in de dierentuin mag lopen, maar dat is niet voor niks. In de apenkooi is namelijk brand uitgebroken. U snapt wel dat we willen dat de apen blijven leven. Daarom gaat de kooi bij brand na drie minuten vanzelf open, anders kunnen de apen geen kant meer op. Voor onze eigen veiligheid moeten wij ondertussen in het restaurant blijven.’
‘Oh, dat vinden we niet erg hoor’, roept een meneer. Klaasje Klungel vindt het ook niet erg, want nu zijn de apen gered en hij zou niet graag opeens een grote aap op het pad willen tegenkomen. Dan slaakt een mevrouw een gilletje. ‘Ik zie de apen!’ Inderdaad lopen alle apen uit de kooi naar het restaurant. Het zijn er wel twintig. De apen beginnen raar te doen. ‘Klop klop, tik tik!’ Ze kloppen op de ramen en het lijkt wel of ze de mensen in het restaurant uitlachen. Klaasje vindt het spannend. Stel je eens voor dat ze de ramen breken en het restaurant binnenstappen! De apen kijken de hele tijd naar de mensen en maken er grapjes over met elkaar en beginnen dan te gillen en brullen. Het lijkt wel lachen.
Sommige mensen worden boos. ‘Hé aap, kijk niet de hele tijd naar me’, roept een man. ‘Weg, weg, ga maar naar jezelf kijken’, zegt een vrouw tegen een aap die aan de andere kant van het raam zit. De mensen krijgen er een raar gevoel van dat de apen zo naar hen kijken en grapjes over ze maken. ‘Het is net alsof wij in een kooi zitten in de dierentuin’, zegt Klaasje. De apen doen de mensen na en blijven kijken. De mensen in het restaurant vinden de apen nu vervelend, ze kijken voortdurend.
Gelukkig komen de verzorgers van de dierentuin om de apen naar een andere kooi te brengen. De deuren van het restaurant gaan weer open. Niemand zegt wat, het is stil als iedereen weer naar buiten loopt. ’Gelukkig ben ik geen aap, want dan word ik elke dag bekeken en daar word ik niet blij van’, zegt iemand. En dat vinden de meeste mensen ook.
Terug thuis tekent Klaasje een dierentuin, waar het ook voor dieren heel leuk moet zijn. ‘Die tekening sturen we op naar de directeur van de dierentuin, daar kan hij nog wat van leren’, zegt moeder. ’s Avonds als Klaasje in bed ligt, droomt hij van de dierentuin van zijn tekening, waar alle dieren gelukkig zijn.